Docenten leiden aan een zorgsyndroom. Ze moeten zich veel meer richten op de groep dan op het individu. En stop met het gebruiken van de term ‘leerachterstand’ na Corona. Dit zijn zomaar drie ferme stellingen van Hogeschooldocent Emiel van Doorn. Hij probeert in zijn rijke carrière collega’s kennis te laten maken met mediërend leren. Wat is dit precies en hoe kan het zorgen voor Werkrust?
Waarom het onderwijs?
Ik ben de Kweekschool (PABO) en Pedagogische Academie gaan doen omdat ik dacht dat ik het beter kon dan mijn eigen docenten. Daarna startte ik mijn carrière als docent op een LOM school, in de onderbouw. Ik vond dat fantastisch. De klassen waren klein omdat pas gedurende het schooljaar, na teldatum 1 oktober, uitgevallen leerlingen van andere scholen instroomden.
Na twee jaar maakte ik de overstap naar het voortgezet onderwijs, op het praktijkonderwijs/Leerlingwezen. Daar had ik het helemaal naar mijn zin. Ik dacht echt dat ik daar de rest van mijn leven zou blijven werken. Mooi dat speciaal onderwijs, liefst met ongewenst gedrag. Waarom? Omdat daar zo’n ontzettend grote hulpvraag zit. Ik zei altijd: “Je boosheid mag maar het is veel interessanter om te kijken waar je boosheid vandaan komt.”
Ook bij mij werd er wel eens een stoel gegooid maar een gevleugelde uitspraak van mijn leerlingen was altijd: “Bij meneer Van Doorn mag je boos worden hij wordt toch niet boos terug.”
Ik was nooit zo snel onder de indruk maar dat komt vooral door mijn eigen schoolverleden. Ik kom uit een internaat voor jongens met ernstige gedragsproblemen . Dat is een omgeving waar je alleen maar bezig bent met overleven. Slaapzalen met 12 jongens, nou dan zorg je wel dat je bovenaan de ladder blijft.
Wat ik als docent zag was nog niet de helft van wat ik als leerling had meegemaakt. Dat betekent niet dat mijn tolerantie hoger was dan bij collega’s. Ze gedroegen zich bij mij net goed of slecht als bij mijn collega’s. Het is meer dat ik vanuit mijn achtergrond merkte dat het gereedschap wat we inzetten vaak niet strookte met de hulpvraag. Daarom had ik ook minder last van werkdruk dan collega’s want emoties zijn ook werkdruk.
Boos worden
Ik ben leerkracht geworden omdat ik het anders wilde doen dan mijn eigen leerkrachten. Die kon ik al boos krijgen als ik mijn boek niet pakte of niet ging recht zitten. Toen zei ik tegen mezelf dat ik in die valkuilen niet ga vallen.
Mijn tweede stelling was dat ik uit het onderwijs zou gaan als ik boos zou worden op de leerling. Je vindt het misschien een rare opmerking. Is die man nooit boos?
Haha ik ben vaak zat boos. Op collega’s of directieleden bijvoorbeeld, maar niet op de leerlingen. Een voorbeeld? Collega’s die zeiden dat je streng moet beginnen zodat je ze na de herfstvakantie met rust kan laten. Aan dat soort opmerkingen kon ik me mateloos irriteren. Dank denk ik: “Je gaat dus niet voor de relatie? Nou fantastisch voor de rest van het jaar!”
Ik heb vervolgens een tijd èn lesgegeven op de Hogeschool èn het VO. Studenten vonden dat prachtig want je kon anekdotes gebruiken van de dag ervoor terwijl bij collega’s vooral voorbeelden uit boeken gaven.
Ik ben regelmatig in het buitenland geweest om me te verdiepen in leerpotentieel onderzoek. Wij kijken vooral naar wat een kind alleen kan. Daar ben ik zeker geen tegenstander van maar ik vind het ook wel leuk om te zoeken wat zo’n kind met een ander kan. En vaak is dat veel meer.
Wat kan mediërend leren betekenen voor Werkrust?
Of het gaat om collega’s onderling of docent-leerling: zet de relatie centraal. Daarin zit het antwoord.
Wat je veel hoort in het onderwijs is als iemand het druk heeft, dat hij/zij tips krijgt om het minder druk te krijgen. Een time-management cursus ofzo. Kun je in zo’n geval niet gewoon vragen wat je kunt overnemen van zo iemand? Ik heb nu een collega wiens hoogbejaarde moeder mantelzorg nodig heeft. Ik twijfel dan niet om gewoon dingen over te nemen. Dat is mijn advies: wees eens een collegiaal team en doe wat voor een ander.
Een tweede tip is loslaten. Dan heb je zo’n lokaal vol heerlijke pubers en van de 24 kijken er 20 naar het smartbord. En waar wordt de aandacht van de docent op gericht? Op die vier die naar buiten zitten te kijken of aan het kletsen zijn. Dan denk ik doe dat nou niet. Je geeft aan groepen les. Leer niet alles te zien.
Er zijn drie redenen waarom je moet ingrijpen:
- als de veiligheid van de leerling zelf gevaar loopt
- als de veiligheid van de omgeving van de klas gevaar loopt
- als de veiligheid van de docent gevaar loopt
In alle andere gevallen: geef gewoon les. Wie zegt dat iemand die naar buiten kijkt ondertussen niet luistert naar je verhaal? Of dat iemand die jou aankijkt wel aan het opletten is? Dat weet je helemaal niet.
We zijn heel sterk in het creëren van werkdruk en wanorde op terreinen waarvan ik denk doe dat nou niet. Laat lekker los. Laat die paar pubers rustig fluisteren en richt je op de groep die wel oplet. Als je ze gaat corrigeren dan is de hele groep uit de concentratie.
Uiteraard gebeurt het ook bij mij dat ze iets anders zitten te doen. Ik zeg dan altijd: “Jij kiest ervoor om tijdens de instructie iets anders te doen. Dan verspeel je het recht om op een willekeurig ander moment in mijn tijd dit in te halen.” Uiteraard mogen ze het wel met een medeleerling oplossen. En dat snappen pubers keigoed.
Zorgsyndroom
Accepteer dat er in de klas altijd één is die het het minst goed is qua cijfers. Of het nou gaat om wiskunde, Frans of gymnastiek of weet ik veel wat. Wij willen een maakbare omgeving maken en elk probleem van de leerling oplossen. En daar komt ook werkdruk vandaan. Dat noem ik het zorgsyndroom.
Het enige waar je je eigenlijk druk om zou moeten maken is: “Geef ik een goede instructie?” En accepteer dat er altijd een bovenste en een onderste zal zijn. En dat is niet erg. Heb vertrouwen in je eigen werk.
Corona ‘achterstand’
In mijn optiek is de stress onder veel pubers ontstaan door de uitvinding van de term ‘leerachterstand’ en het idee dat we dit in een razend tempo konden inhalen. Dat vond ik heel pijnlijk en daar daar hadden anders naar moeten kijken. Het is volgens meer ‘leervertraging’.
Wij zijn een van de weinige landen dat spreekt over leerachterstanden. Heel veel culturen zijn gewend dat er een periode geen onderwijs gegeven kan worden. Los van Corona gaat het om bijvoorbeeld een tornado, overstroming, vulkaanuitbarsting of aardbeving.
Voor ons was deze situatie echter nieuw. We hebben natuurlijk een ontzettend luxe systeem met 24/7 alles tot onze beschikking qua voorzieningen. En daarom zijn in paniek geraakt.
Wij hebben heel veel geld gepompt in maatregelen om alles in korte tijd weer in te halen. Als dat werkelijk zou kunnen dan zouden we toch moeiteloos weer 10 weken zomervakantie kunnen houden? Misschien hadden we gewoon de situatie moeten accepteren en wat meer les moeten geven i.p.v. toetsen.
Minder toetsen
Waarom hebben wij nog steeds het idee dat we toetsen nodig hebben om kinderen iets te leren? Het Angelsaksische model werkt nog steeds met trimesters, dat gaat toch uitstekend?
Drie toetsen per jaar zouden voldoende moeten zijn. Dan heb jij minder werkdruk en meer onderwijstijd. Ierland heeft nog 10 weken zomervakantie. Wij hadden er ooit zeven.
Er is nul bewijs voor de stelling dat leerlingen beter gaan leren als het voor een toets is. Stel dat dat wel zo zou zijn dan is dat toch een heel armoedige vorm van onderwijs. Dan hebben we een situatie gecreëerd waarin wijzelf hebben geformuleerd dat cijfer het belangrijkste is. Uit de studies van John Hattie blijkt dat we het beter vinden als leerlingen de stof op metacognitief niveau snappen.
Maar waarom vragen leerlingen dan altijd of een toets of opdracht voor een cijfer is?
We hebben met elkaar een systeem gecreëerd waarin toetsing centraal staat. Dat begint al met de kleutertoets die godzijdank weer is afgeschaft. In dit systeem leer je niet voor het weten maar voor het cijfer.
Daar komt nog bij dat als iemand iets niet kan, je dit door toetsing heel vaak ingewreven krijg. Dat is best pijnlijk. Wat doen we met deze kinderen waarvan we weten dat ze de toekomstige thuiszitters kunnen worden?
Je stelling kan voor een bepaalde groep leerlingen wellicht werken maar doordat we het veralgemeniseren gooien we de groep aan de onderkant weg. Terwijl juist voor hen het onderwijs zo belangrijk is. Zij vinden het moeilijk en worden op deze manier keihard afgerekend.
Ik ben veel meer voor het opbouwen van een relatie met de leerling. En toets hooguit één keer in de twaalf weken. De mensen aan de bovenkant scoren misschien een puntje lager maar aan de onderkant neem je er veel meer mee.
Om deze reden gaf ik nooit toetsen voor de herfstvakantie. Kreeg ik op mijn donder van de directeur. Mijn reactie was altijd: “ik heb geen cijfers maar wel veel onderwijs gegeven.”
Snap je de behoefte van leerlingen, ouders en schoolleiders om af en toe de thermometer in zo’n groep te steken?
Natuurlijk, maar 3 hooguit 4x per jaar. Ook zonder toets weet je na twee of drie weken heus wel welke kinderen het moeiteloos oppakken en wie worstelt. Daar hebben we geen toets voor nodig.
Nou, ik wel hoor. Ik geef een drie uursvak voornamelijk gevuld met instructie en opdrachten. Toch ben ik regelmatig verrast door de uitkomsten van de eerste toets.
Als je een gesprek voert met de leerling weet hij/zij dit echt wel van zichzelf. Daar ligt de relatie. Werk met leerdoelen en geef af en toe een toets. Ik ben geen tegenstander van toetsen. Natuurlijk heb je een middel nodig om te bepalen wat een leerling alleen kan.
Als je veel toetst dan leer je iemand dat hij veel dingen niet zijn eentje kan oplossen. We zouden ze moeten leren om problemen op te lossen met anderen. Zeker aan de onderkant van de ladder. Dan leren we ze : “ik kan dit niet alleen maar wel met hulp van anderen.” Dat is op metacognitief niveau heel belangrijk voor je.
Hoe meer onderwijs je krijgt hoe meer je ze kunt leren. Ook daarom moeten we minder toetsen. Uit onderzoek blijkt dat een HAVO scholier van de vijf jaar effectief onderwijs één jaar spendeert aan het maken van toetsen. Waarom zou je dit doen?
Wantrouwen
Ik zag de afgelopen 20 jaar een enorme toename in toetsen, administratie, plannen etc… Toen ik begon had je 3 rapporten en 2 ouderavonden. En al die kinderen zijn goed terechtgekomen. Daarmee zeg ik niet dat vroeger alles beter was. Er is sindsdien wel een ontwikkeling van vertrouwen naar wantrouwen van docenten.
Ook in de organisatie zelf.
In vergaderingen gaan we elkaar bevragen naar waar onvoldoendes bij leerlingen vandaan komen. Dat verbaast me enorm. Een docent heeft in zijn klas 4 leerlingen met een onvoldoende en de rest heeft mooie cijfers. Hij/zij geeft blijkbaar uitstekend onderwijs. Toch moet hij zich druk maken om die onvoldoendes die niet door hem behaald zijn. En dan moet hij van de teamleider iets doen wat niet van hem is, namelijk het leren verbeteren. Plus dat ouders ook nog komen met de vraag wat de docent aan de onvoldoende gaat doen. En niemand die dan durft te zeggen: “Helemaal niets, de leerling moet het doen. En ik wil daarbij helpen als hij dat vraagt.”
Dat blijft een grote misvatting: dat onderwijs de oplossing kan geven voor wat de hersenen van kinderen zijn.
Mislukt experiment?
Na een cursus mediërend leren besloot ik de stap te wagen om mijn VWO6 klas wat executieve vaardigheden bij te brengen. Ik richtte in mijn lokaal 3 zones in: een uitlegcircel rond het, een groepswerkplekken in het midden en zelfwerkplaatsen achterin het lokaal.
Tijdens een ‘rondje langs de leerlingen’ probeerde ik in korte gesprekjes op te halen hoe het met ze ging en wat ik over de geplande leerstof kon uitleggen wat ze niet begrepen. Ze mochten voor iedere les kiezen wat hun leervoorkeur had. Zelfs tijdens de les was een wisseling toegestaan.
Voor iedere les deelde ik expliciet de leerdoelen (‘wat moet ik kennen en kunnen’) en plaatste vrij te pakken antwoordboekjes op een kast.
Leerlingen kregen hiermee veel meer eigenaarschap over hun leerproces dan ik ooit had gegeven. Een beetje ter voorbereiding op het leven na de middelbare school.
Het resultaat?
Leerlingen kozen steevast voor de plaats waar ze voorheen ook zaten, bij hun vrienden. Individuele leerbehoeften kon ik niet of nauwelijks waarnemen. Er kwamen amper (‘Ik weet niet wat ik niet snap’). De antwoordboekjes bleven onaangeroerd. Ik heb dit vijf weken tandenknarsend aangekeken.
Misschien was wel een soort van opluchting toen een afvaardiging van leerlingen kwam vragen of ik ‘weer gewoon kon lesgeven’.’ Op mijn vraag wat dan ‘gewoon’ was kreeg ik het antwoord: “Dat u alle stof behandelt en zegt dat wij onze mond moeten houden.”
Hoe ziet Emiel dit?
Goed, ik ken de leerlingen en de situatie niet maar kan twee mogelijke oorzaken bedenken voor het ‘mislukken’ van je experiment.
De eerste is routines. De leerlingen zijn zo gewend dat het altijd en overal op de andere manier gaat dat ze schrokken.
Het tweede wat in mij opkomt is eigenaarschap. Vergis je niet, je ‘oude’ manier bood hen veel voordelen. Het initiatief en de verantwoordelijkheid lag bij de docent en niet bij hen. En als het resultaat dan tegenviel dan kon je, zelfs als 18-jarige, daar de schuld neerleggen. Als je zelf eigenaar bent en het lukt niet dan ligt het dus aan jouw keuzes. Tja als dit niet gewend bent om te maken dan kan er inderdaad weerstand komen.
Ik merk het zelf ook aan eerstejaars studenten. Dan krijg ik de vraag in welk lettertype iets geschreven moet worden en hoe ze de regelafstand moeten instellen. Dan denk ik echt bij mezelf: “Hallo, denk je echt dat ik hier antwoord op ga geven?”
Eigenlijk heb je ze die 5 weken is heel moois gegeven namelijk het gereedschap dat ze nodig hebben als ze volgend jaar naar het HBO of de Universiteit gaan. Nu hebben ze het probleem naar de volgende opleiding geschoven. Jammer dat ze dat inzicht niet gepakt hebben. Had je volgehouden dan had je gereedschap voor het leven gegeven.
‘Waarom zou ik het druk hebben?’
Het is bijna kerstvakantie, een periode die door veel mensen in het onderwijs als druk wordt ervaren. Hoe is dat voor jou?
Een leidinggevende informeerde of ik het druk had zo vlak voor de vakantie met 68 verslagen van studenten. Ik vond dat maar een aparte vraag. Waarom druk? Ik heb zelfs de opdrachten opgegeven en gepland dus ik kon twee maanden geleden al rekening houden met deze piek. Dan zou ik het nu toch niet druk moeten hebben?
Over de gast
Emiel werkt 22 jaar op de Hogeschool van Utrecht. Hij is docent Educational Needs. Daarnaast werkt hij voor stichting StiBCO om het gedachtegoed van mediërend leren uit te dragen. In het artikel over het boek ‘Mediërend leren’ van Emiel en Floor van Loo schrijf hij hier meer over.
Podcast
Beluister de postcast van het interview hier of in je favoriete podcast app.